Risico's op rechtsongelijkheid in de praktijk

In Nederland verblijven ruim 1.100 jongeren in een gesloten instelling. Dat kan een justitiële jeugdinrichting zijn of een gesloten instelling voor jeugdhulp. In beide typen kennen jongeren een andere rechtspositie met betrekking tot vrijheidsbeperking. Je zou verwachten dat jeugdigen die geen strafbaar feit hebben gepleegd minimaal dezelfde bescherming verdienen als jeugdigen die wel een strafbaar feit hebben gepleegd. In de praktijk is dat niet het geval. Ervaringsdeskundige Inge Gerrits, LLB, en prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen, werkzaam bij De Catamaran, forensische jeugd- en orthopsychiatrie (GGzE), pleiten voor verandering.

Bij het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen maakt het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, kortweg IVRK, geen noemenswaardig onderscheid tussen het jeugdstrafrecht en het civiele jeugdrecht. Het IVRK kent op dit gebied geen duidelijk sterkere rechtspositie toe aan jeugdigen binnen gesloten jeugdhulpaccommodaties of jeugdigen binnen een justitiële jeugdinrichting.

Opmerkelijk is dat in de Nederlandse wetgeving vrijheidsbeperkende maatregelen binnen de Jeugdwet in grote mate overeenkomen met de maatregelen in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. De interne rechtspositie van jeugdigen binnen de Jeugdwet is echter minder gedetailleerd uitgewerkt dan in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

VAAG
Kijkend naar het internationale kader doen zich twee problemen voor. Een eerste probleem is erin gelegen dat de Jeugdwet niet aan de minimumeisen van het IVRK voldoet. Naast het feit dat zowel de Jeugdwet als de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen enkele vrijheidsbeperkende maatregelen bevatten die volgens internationale richtlijnen niet zijn toegestaan, is er in de Jeugdwet – of bijbehorende regeling – niet specifiek beschreven welke maatregelen in welke gevallen toegepast kunnen worden en wat de duur ervan is.

De Jeugdwet heeft dit grotendeels overgelaten aan de jeugdhulpaanbieder. De vrijheid die hierbij is toegekend aan de jeugdhulpaanbieder, ten aanzien van het stellen van regels met betrekking tot het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen, brengt de vraag met zich mee of de rechten van jeugdigen in gesloten jeugdhulpaccommodaties voldoende worden gewaarborgd en of hun vrijheden niet verder worden beperkt dan strikt noodzakelijk. Het niet specifiek in een wet of regeling beschrijven van de vrijheidsbeperkende maatregelen leidt ertoe dat de Jeugdwet op dit punt niet voldoet aan de eisen volgend uit het IVRK en bijbehorende richtlijnen. 

Een tweede probleem betreft het verschil in interne rechtspositie van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen en jeugdigen in gesloten accommodaties voor jeugdhulp. Ondanks dat het internationale kader het verschil in interne rechtspositie niet direct verbiedt, biedt zij hiervoor ook géén rechtvaardiging. Het inhoudelijke onderscheid is echter wel discutabel onder artikel 2 IVRK, waarbij men zou verwachten dat jeugdigen die geen strafbaar feit hebben gepleegd minimaal dezelfde bescherming verdienen als jeugdigen die wel een strafbaar feit hebben gepleegd. 

AANBEVELINGEN
Op basis van deze analyse met betrekking tot de interne rechtspositie van jeugdigen in relatie tot de geldende wet- en regelgeving doen Inge Gerrits en Chijs van Nieuwenhuizen twee aanbevelingen: 

1. Breng de Jeugdwet in overeenstemming met de minimumeisen uit het IVRK waarbij de regels met betrekking tot het kunnen opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen en de duur ervan bij wet of regeling gedetailleerder worden beschreven.
Hierbij is het in zijn algemeenheid belangrijk dat de rechten van jeugdigen zo optimaal mogelijk worden gewaarborgd en dat ongelijkheid in vergelijkbare situaties wordt voorkomen.

2. Kom tot één rechtspositieregeling voor jeugdigen binnen gesloten jeugdhulpaccommodaties en justitiële jeugdinrichtingen, met behoud van ruimte voor maatwerk in beide systemen.
Dit vraagstuk zou ondervangen kunnen worden door een uniforme rechtspositieregeling vast te stellen met minimumgaranties voor alle jongeren die van hun vrijheid zijn beroofd met daarnaast – naar het voorbeeld van de Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen – een ‘Regeling model huisregels voor gesloten jeugdhulpaccommodaties’ met enkele aanvullende, meer contextgerichte, bepalingen die recht doen aan de situaties waar de betreffende jeugdigen zich in bevinden. Hierbij dient ook oog te zijn voor de afweging die gemaakt wordt voor de noodzakelijkheid en proportionaliteit bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. 

Back to top