TOPGGz-afdelingen voor Angst, Dwang en Trauma slaan handen ineen

Dr. Suzy Matthijssen is als klinisch psycholoog en boegbeeld verbonden aan het Altrecht Academisch Angstcentrum (AAA). In haar werk constateerde zij dat er ontzettend veel nuttige en mooie dingen gedaan worden door de verschillende hoogspecialistische afdelingen. Maar tegelijkertijd zijn die afdelingen ook eilandjes die soms (te) weinig van elkaar weten op het gebied van zorg en onderzoek.  Dit kan er voor zorgen dat vergelijkbare behandelprogramma’s en onderzoeken op verschillende plekken worden opgezet en men het wiel regelmatig opnieuw aan het uitvinden is. Zonde, want de onderzoekers van verschillende afdelingen kunnen veel aan elkaars kennis hebben en elkaar onderling versterken. 

Samenwerking van TOPGGz-afdelingen komt ten goede aan de kwaliteit van zorg. Ondanks dat samenwerken op het gebied van onderzoek niet persé afdeling-overstijgend is omdat afdelingen vaak hun handen vol hebben aan eigen onderzoek, stelde Suzy zichzelf de vraag: hoe kunnen we als TOPGGz-afdelingen de handen op het gebied van onderzoek meer inéén slaan en zo uiteindelijk patiënten nog betere kwaliteit van zorg bieden? 

Als antwoord hierop heeft zij op persoonlijke titel het initiatief tot samenwerking op het specialisme Angst, Dwang en Trauma genomen. Haar initiatief resulteerde in de zomer van 2019 in het ontstaan van een onderzoeksnetwerk op dit specialisme, dat zich vooral richt op het elkaar onderling versterken.

In dit interview vragen we Suzy naar haar initiatief. Tijdens het TOPGGZ-congres 2020 zal Suzy daarnaast ook meer vertellen over het initiatief.
 

Wie nemen er aan de samenwerking deel?
“Alle TOPGGz-afdelingen die gespecialiseerd zijn in Angst, Dwang en Trauma zijn uitgenodigd om aan het initiatief deel te nemen. De een participeert tot nu toe actiever dan de ander. Eigenlijk is het initiatief nog te jong om te kunnen bepalen waar we over een paar jaar staan, maar ik hoop natuurlijk dat alle TOPGGz-afdelingen hier actief in blijven participeren.” 

Wat omhelst de samenwerking precies?
“Het onderzoeksnetwerk komt ongeveer vier keer per jaar bijeen. Iedere afdeling brengt dan naar eigen behoefte iets in. Dit kan een vraag zijn over een design of een probleem waar men in een onderzoek tegenaan loopt. Het kan ook een verzoek zijn om samen op te trekken in een subsidieaanvraag of een vraag om patiënten te leveren voor onderzoek. Ondanks dat het niet altijd mogelijk is op alle fronten samen te werken, moeten we vooral kijken naar waar en waarin we elkaar wél kunnen versterken.“

Wat hoop je met de samenwerking te bereiken? 
“Wat ik hoop te bereiken is dat dat er een solide netwerk komt van afdelingen die de handen ineen slaan en elkaar versterken met als doel beter onderzoek en betere zorg. Dat we bruggen kunnen bouwen tussen de eilandjes. Een vruchtbare voedingsbodem ook waarin men elkaar onderling vertrouwt en waarin wordt samengewerkt en niet geconcurreerd.”

Zijn er al concrete resultaten te melden?
“Het netwerk werpt nu al zijn vruchten af. Op sommige ingebrachte punten hebben we elkaar advies kunnen geven, op andere voorstellen zijn toezeggingen gedaan voor samenwerking. Ook worden er twee concrete deelprojecten gestart. De eerste gaat over het uniformeren van het gebruik van vragenlijsten. De veelheid aan vragenlijsten die we afnemen willen we meer stroomlijnen met elkaar en we willen gemeenschappelijk gebruik gaan maken van (deels) dezelfde vragenlijsten. Een specifiek voorbeeld hierbij is eenzelfde lijst gebruiken voor het meten van kwaliteit van leven. Een tweede deelproject omvat het stroomlijnen en vergelijken van intensieve behandelvormen en hun effectmetingen. Hoe kunnen we deze behandelvormen meer stroomlijnen, onze metingen op elkaar afstemmen, wat kun je anders doen en wat kun je vergelijken? Heeft een achtdaagse behandeling bijvoorbeeld vier keer zo veel effect als een tweedaagse behandeling?”

Wat is de toegevoegde waarde van de samenwerking voor patiënten?
“In the end natuurlijk betere zorg.”

Wat is de toegevoegde waarde van de samenwerking voor professionals?
“Voorwaarde is dat de vertaalslag van onderzoekers naar klinische collega’s binnen een instelling/afdeling plaatsvindt en de informatie niet blijft hangen bij de onderzoekers op een afdeling. Zo zijn klinische collega’s goed op de hoogte zijn van dingen in het veld en ook alert dat er bij collega’s van andere afdelingen onderzoeken lopen waar hun patiënten profijt van kunnen hebben.”

Wat is de toegevoegde waarde van de samenwerking voor het vakgebied?
“Dat lijkt me evident: snellere resultaten, minder vertraging in onderzoek, snellere vooruitgang en uiteindelijk betere zorg.” 

Is een dergelijke samenwerking naar jouw mening ook interessant voor andere specialismen? 
“Zeker. Een dergelijk netwerk staat los van het specialisme. Wat er natuurlijk wél moet zijn is de bereidheid tot samenwerken en als het nodig is ook je persoonlijke belang los kunnen laten.” 

Back to top