Profielen jeugdreclassering helpend

Onlangs publiceerde het WODC de resultaten van een onderzoek dat werd uitgevoerd door onderzoekers van De Catamaran, Forensische Jeugd- en Orthopsychiatrie (GGzE) en Tilburg University naar het gebruik van profielen van jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel door jeugdreclasseringswerkers.

'Doelgroep van de jeugdreclassering geprofileerd. Een mixed methods studie naar betekenisvolle profielen en daarbij passend(e) toezicht en begeleiding.' Zo heet het onderzoek van Chijs van Nieuwenhuizen, Ilja Bongers, Ashley Parren en Romie Schonewille (De Catamaran, Forensische Jeugd- en Orthopsychiatrie GGzE & Tilburg University) dat zij uitvoerden in opdracht van en gefinancierd werd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Onlangs rondden zij het af. De studie had twee doelen:

  1. Identificeren van profielen van jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel;
  2. Onderzoeken welke vormen van toezicht en begeleiding passend zijn voor de verschillende profielen.

Met behulp van een latente klasse-analyse brachten de onderzoekers de doelgroep van de jeugdreclassering zorgvuldig in kaart. Dat resulteerde in vijf relevante en onderscheidbare profielen: twee hoog-risicoprofielen, twee matig-risicoprofielen en één laag-risicoprofiel. Zij kwamen tot die indeling op basis van diverse risico- en beschermende factoren zoals gezinssituatie, schoolprestaties, vrijetijdsbesteding, relaties en geestelijke gezondheid. Vooral op het gebied van geestelijke gezondheid en thuissituatie bleken opvallende verschillen te zien. Zowel bij de twee hoog-risicoprofielen als bij de twee matig-risicoprofielen is er één profiel waarbij vaker sprake is van psychische problemen en een onveilige thuissituatie.

 
Meer tijd nodig

De gevonden profielen kunnen jeugdreclasseringswerkers helpen bij het uitvoeren van toezicht en begeleiding. Maar het blijft wel van groot belang dat jeugdreclasseringswerkers hun eigen expertise blijven gebruiken in de begeleiding van jongeren. Samen met professionals is – met behulp van een Delphi-studie - vervolgens gekeken of de huidige vormen van toezicht en begeleiding aansluiten bij de verschillende profielen. Hieruit bleek dat professionals goed weten welke interventies passend zijn voor de gevonden profielen, maar ze gaven ook aan soms meer tijd nodig te hebben om het toezicht en de begeleiding vorm te geven. Meer tijd voor jeugdreclasseringswerkers kan daarom een belangrijke stap zijn in het verbeteren van de aanpak van jeugdcriminaliteit. Bovendien vonden de professionals dat er een betere samenwerking moet komen tussen de jeugdreclassering en de GGz.

 
Aanbevelingen

Het onderzoek heeft vijf belangrijke aanbevelingen opgeleverd:

  1. Investeer in tijd en ruimte voor jeugdreclasseringswerkers, zodat zij de maatregel goed kunnen afstemmen op de risicofactoren en behoeften van jongeren.
  2. Ontwikkel een begeleidingsvariant die een tussenstap biedt tussen reguliere vormen van toezicht en intensieve individuele trajectbegeleiding.
  3. Heb oog voor een meer preventieve vorm van toezicht en begeleiding, gericht op het voorkomen van (ernstige) delicten.
  4. Ontwikkel een begeleidingsvariant met een intensieve zorgcomponent, zodat jongeren snel de juiste hulp in de ggz kunnen krijgen en er een goede samenwerking is tussen jeugdreclassering en ggz.
  5. Benut de mogelijkheden van het risicotaxatie-instrument Ritax volledig en effectief.

Bekijk het volledige rapport op de website van het WODC.

 
Meer informatie: Ashley Parren, Onderzoeksgroep Forensische Geestelijke Gezondheidzorg

Back to top